In
Nederland…
Als cultuur-historisch en
wetenschappelijk object werd in NL het
zoemhout door de volgende mensen bestudeerd en beschreven:
Johannes Dietrich Eduard Schmeltz (1839-1909)
deze in Hamburg geboren etnograaf en naturalistisch ingestelde wetenschapper
specialiseerde zich in de etnografische collecties die uit de Zuidzee afkomstig waren.
Hij werd als conservator aangesteld van 's-Rijks Etnographisch Museum te Leiden,
en werd nadien directeur van dit instituut. In 1896 schreef hij een werkzame monografie
van 35 pagina’s over het zoemhout in de Duitse taal. Schmeltz zocht naar een
gezamenlijke oorsprong van het zoemhout en de Waldteufel (wrijftrom),
vanwege het feit dat beide rotatie-instrumenten zijn.
gepubliceerde monografie:
1896 - Das Schwirrholz. In: Verhandlung des Vereins für Naturwissensch. Unterhaltung zu Hamburg. Deel IX. p. 92-127. 1896
Jan van Baal (1909-1992)
Nederlanders waren eveneens
vertegenwoordigd in het natuurhistorische onderzoek naar de
magisch-mythologische betekenissen van het zoemhout. Van Baal geldt als de
grootste pleitbezorger van de interpretatie dat het zoemhout ronduit een
fallisch symbool is binnen de culten van Austro-Melanesische culturen. Hij
was een eminent cultureel antropoloog en studeerde
indologie aan de Rijksuniversiteit in Leiden. Algauw vormde religie het
hoofdthema van zijn publicaties. Zijn vooropleiding in Leiden maakte
mogelijk dat hij naar Nederlands-Indië kon gaan waar hij een post kreeg bij
het koloniale bestuur.
In 1934 promoveerde Van Baal op het fenomeen van het koppensnellen
bij de Marind-anim van Nieuw Guinea. Kort daarop kon hij als Gouverneur van
Nederlands-Nieuw Guinea in Merauke (Trans-Fly-gebied) aan de slag. In de
jaren van de Tweede Wereldoorlog hielden de Japanners hem daar ook gevangen.
In 1951 richtte hij in Hollandia (nu Jayapura) het Bureau voor Inlandse Zaken op ter bevordering van het
demografisch en etnografisch onderzoek, wat in eerste aanleg een
verzelfstandiging impliceerde van Nieuw Guinea. Van huis uit was Van Baal
christelijk-gereformeerd, maar hij ging later over naar de Nederlands
Hervormde kerk. In Nederland heeft hij korte tijd zitting gehad als Tweede
Kamerlid voor de Anti-Revolutionaire Partij. Ná 1959, terug uit Nieuw
Guinea, werd hij directeur voor de antropologie bij het Koninklijk Instituut
voor de Tropen in Amsterdam, en hoogleraar aan de Universiteit van
Amsterdam en de Rijksunversiteit in Utrecht. Jan van Baal schreef een gezaghebbend
werk over het zoemhout, waarin hij zeer diep in de uiterst complexe materie
van het magisch-mythische cultuurdenken van de Papua’s weet door te dringen,
en met name ten aanzien van hun dema-cultuur en hun
inwijdingsriten.
gepubliceerde werken:
- 1963. The Cult of
the Bull-roarer in Australia and Southern New Guinea.
in: Bijdragen tot de Taal-, Land-
en Volkenkunde, cxix, (s.l.)
- 1966. Dema: Description and
Analysis of Marind-anim Culture (S.-New Guinea). Den Haag
Fokke Sierksma (1917-1977)
was een theoloog, tibetoloog, godsdienstpsycholoog en essayist
van Friese afkomst en behoort tot de groep van klassieke pioniers van het
zoemhout. Fokke Sierksma groeide op in een Fries orthodox-hervormd milieu.
Hij volgde het gymnasium in Ljouwert en studeerde daarna in Groningen aan
de Rijksuniversiteit. In de bezettingstijd studeerde hij bij Gerardus van
der Leeuw af, bij wie hij zijn hoofdvak theologie clandestien kon blijven
volgen. Sierksma streed tijdens de oorlogsjaren in het verzet en richtte in
1944 als dichter-essayist het illegale pamflet Podium op. Na de oorlog werkte hij in de Universiteitsbibliotheek
van Groningen.
Fokke Sierksma legde zich toe op het schrijven van essays, en hij worstelde
zich al schrijvend duidelijk onder het juk van zijn christelijke opvoeding
vandaan. Hij werd een literaire radioman bij de Friese zender Radio Oost
Noord Oost. In 1963 kreeg hij voor zijn wetenschappelijke oeuvre de Henriëtte
Roland Holst-prijs toegekend. Sierksma promoveerde in 1950 cum laude aan de Rijksuniversiteit
Groningen en in 1956 maakte hij de overstap naar de functie van wetenschappelijk
hoofdmedewerker aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit in
Leiden. Zijn werkterrein lag voornamelijk in de godsdienstgeschiedenis en de
godsdienstfenomenologie. Vooral het verklaren van ritueel gedrag en van
godsdienstige voorstellingen hield hem in de ban. Hij ontwikkelde hiervoor
speciaal het begrip “religieuze projectie”. Zijn voorstudies bestreken ook
het onderzoek naar gedragsovereenkomsten tussen dier en mens. Sierksma
benaderde de religie het liefst vanuit de psycho-analyse. Ook betrok hij
biologie en experimenteel onderzoek bij zijn werk. Zijn eigenzinnige
benadering riep behoorlijk wat weerstanden op in de theologische kring van
zijn tijd. Fokke Sierksma toont zich een scherpzinnige denker over het
zoemhout en de mythische elementen die het gebruik ervan dirigeerden.
Zijn betoog ademt zeker structuralistische en psycho-analytische inzichten,
maar
als één van de weinigen belicht hij op bekoorlijke
wijze ook de achtergronden
van de relatie tussen man en vrouw in het oud-equatoriale samenlevingsverband,
en welke instituties hen bij hun relatie steun boden.
gepubliceerde
monografieën:
Het
Gestolen Zoemhout der Keraki van Nieuw-Guinea (1962, p. 92-101)
/ Het Religieuze Wereldbeeld der
Oudste Landbouwers (p. 159-174).
In: De Roof van het Vrouwengeheim (De Mythe van de Dictatuur der Vrouwen
en het
Ontstaan der Geheime Mannengenootschappen). 's-Gravenhage.
Religie,
Sexualiteit en Agressie. Een Cultuurpsychologische
Bijdrage tot de Verklaring van de Spanning tussen de Sexen.
(1979) Groningen. Passim
§ 9: p. 137-173, passim
§ 10: p. 174-198.
|