etnomusicologie
 
              ……..ofwel samenwerking tussen radiomensen, twee                                                                             Phons Bakx / Michel Goedart
              tropenartsen, een niche-antropoloog en een aantal
              musicerende papua’s uit het binnenland van East-Sepik 
              in Papua Nieuw Guinea. 
 
 
Een nieuwe aflevering van «Musique du Monde», een radio-cloudstream,
waaraan ik een aantal becommentariëringen in het Engels heb  
bijgedragen, om-en-om door Michel Goedart in het Frans vertaald.
 
 
 
 

 

 

 

Oksapmin-mannen bijeen in Kweptanap, Central Highlands (foto: Geoffrey Saxe, 1978)

 

 

 

 

 

 
 
 
 
                                                                            Opgesteld naar aanleiding van het livestream radioprogramma ‘Musique du Monde’ 
                                            van Michel Goedart, gewijd aan mondharp-  en andere muziek uit Papua Niu Gini. 
                                            Ter nagedachtenis van het unieke veldopnamewerk van de Australische
                                            epidemioloog prof. emer. Robert (Bob) MacLennan (1931-2013).
 
 
                                  H I E R O N D E R    Schrijversonderwerp 3
                                  Een en ander opgediept uit het verleden, o.m. 
                                      waardoor ik (Phons Bakx) radiomedewerker werd. 
 
                                                     ê
 
 
 
 
door Phons Bakx
 
 
 
 
 
 

 Klanken van binnenuit  

 de mondholte

 

   Sons de l’intérieur de la cavité buccale      -     Sounds from within the mouth cavity

 
 
 
 
 
                         Het begin rond Robert ofwel Bob MacLennan
 
Zelf weet ik niet meer hoe het contact tussen de Australische epidemioloog Robert MacLennan uit Queensland en mij 
precies tot stand is gekomen [Hij werd het liefst aangesproken met Bob]. Het zou kunnen dat het contact via Tran Quang Hai 
uit Parijs is ontstaan, want zij kenden elkaar al. Toch ben ik niet geheel zeker. Wel weet ik dat ik voordien in 1991, tijdens 
mijn veldopnamereis door de Schotse Laaglanden de volksmusicus Lindsay Porteous tegenkwam, die me op een bijzondere 
geluidsopname wees. Hij stond op een LP-uitgave van de bekende BBC-radio diskjockey John Peel, die al zijn lievelingsopnamen 
op een grammofoonplaat bijeen had gebracht. Daartussen bevond zich de «Live Beetle Jew’s harp» van een Papua uit 
East-Sepik in Nieuw Guinea. 
 
 
Primary
Daarna, zo weet ik als volgende schakel te herinneren, heb ik die opname in het 
vijfde uur gedraaid tijdens de acht uur durende «Mondharp Radiodag» op VPRO 
Radio 4 op 30 april 1992, waarvoor ik voordien ook in Schotland veldopnames 
had gemaakt. Kort na die lange radio-uitzending kreeg ik in Middelburg (terloops) 
een ontmoeting met Hans Gerrits, toen nog als arts werkzaam op het Zeehospitium 
Zonneveld in Domburg. Hij sprak me aan over de vroegere reizen die hij met zijn 
broer Fred had gemaakt door de Indonesische Archipel en Nederlands Nieuw Guinea, 
waar ze samen een tijd lang ook parafernalia van de papua-culturen hadden 
ingezameld voor de musea en opslag­depots van het Koninklijk Instituut voor 
Taal-, Land- en Volkenkunde in Leiden.  
Hans zei dat tussen al die materialen ook altijd veel mondharpen hadden gezeten, 
evenals fluiten, zoemhouten en houten schilden. Later heb ik in de lades van de 
opslagzolder van het Tropenmuseum in Amsterdam daar nog heel wat van teruggezien.
 
Diezelfde zomer nog van 1992 kwam Fred Gerrits, die als medisch specialist voor tuberculose en lepra namens de World Health 
Organization in Papua Nieuw Guinea werkzaam was, naar Middelburg om zijn broer te bezoeken en ik werd gevraagd om dan 
ook bij Hans thuis langs te komen. Fred woonde sinds jaar en dag in Australië en ‘peddelde’ noord- en zuidwaarts tussen zijn 
thuisbasis en zijn werk bij verschillende Papua-leefgemeenschappen. 
Ondertussen had ik contact gekregen met dr. prof. Bob MacLennan, en ik vertelde Fred Gerrits hierover, zonder dat ik eigenlijk 
wist dat die twee elkaar hadden gekend. Toen ik Fred over hem vertelde, begon er langzaam een lange lijn aan herinneringen 
aan de kant van Fred te werken en uiteindelijk kon hij mij binnen een half uur vertellen dat hij Bob MacLennan inderdaad 
verschei­dene keren in het hospitaal in Maprik District van East-Sepik had ontmoet. Beiden hadden toen een aanstelling als 
Medisch Controlerend Officier in East-Sepik. Gerrits namens de World Health Organization, en MacLennan evenzo, maar hij 
was voordien al als chirurg op het eiland aan het werk geweest. Sinds 1952 was hij in Niu Gini als student geneeskunde al begonnen.
Nog vóór die officiële aanstelling was hij belast geweest met de taak om met Shirley Glasse, onderzoek te doen naar het bizarre 
verschijnsel ‘kuru’, zeg maar de gekke-koeienziekte onder Papua-volkeren als mogelijk gevolg van hun ritueel kannibalisme. 
 
Dr. Fred Gerrits (1933-2019).  Na zijn artsenstudie in Nederland, 

vertrok hij in de jaren ’50 naar New Guinea waar hij ook

zijn vrouw Nel leerde kennen. Rond 1964 werkte de familie Gerrits in verscheidene hospitalen in het Australische mandaatgebied Papua Niu Gini.

In 1972 kreeg Fred een aanstelling als ‘Tuberculosis and Leprosy

Control Officer’ over de provincies West- and East-Sepik,

met Maprik als werkbasis, gelegen aan de voet van de

Prince Alexander Mountains. Naast zijn vakgebied als

medicus was Gerrits ook een geïnteresseerd determinator en

verzamelaar van vlinders en insecten (entomologie) in Niu Gini,

alsook een geïnteresseerde in (fotografische) antropologie.

 
 

 

                       Levende kevers als boventooninstrument

 

 

Doordat ik Fred Gerrits over die éne speciale geluidsopname van MacLennan vertelde, waarbij een Papua een brommende kever
vlakbij zijn getuite mond hield om uit diens zoemtoon een boventoonmelodie te maken, keerde bij Fred ineens alles weer direct
vanuit zijn herinnering terug, ook waaròm hij Bob MacLennan daar had ontmoet. MacLennan had hem destijds (volgens MacLennan

was dat in 1972 in Maprik Hospital) gevraagd om op zijn reizen door de verschillende delen het oud-equatoriale woud, goed op te
letten of hij daar soms niet het zeldzame klankritueel met levende kevers tegen zou komen. MacLennan had speciaal voor hun

ontmoeting in Maprik Fred Gerrits zelfs een draagbaar bandrecordertje meegegeven, omdat hij had gehoord dat Fred een bepaald

traject zou afleggen, waarbij de kans reëel was, dat hij dat klankritueel tegen zou komen. Fred Gerrits vertelde me dat hij inderdaad

een enkele keer dat klankritueel voor Bob MacLennan op bandrecorder had vastgelegd. Waar die opnamen dan gebleven zijn, wist

Fred niet, maar vermoedelijk liggen ze opgeborgen in het ‘Institute of Papua New Guinea Studies’ [IPNGS] in Port Moresby, een plek

waar MacLennan vanuit praktisch oogpunt al zijn cultureel materiaal naar toezond.

 

Fred begon over de opnamen uit te weiden: “Dat was inderdaad geen zachtzinnig kattespelletje wat ik die papua’s daar met die

sagokevers heb zien doen, die ze tevoren in een sagopalm hadden gevangen. Die insecten variëren nogal in grootte. Je hebt er

van een centimeter of tien-twaalf groot, maar voor dat klankritueel gebruikten ze enkel maar de kleinere exemplaren van een

centimeter of twee-drie groot. Ja, zo’n gevangen diertje werd daar zomaar eventjes een halve achterpoot afgerukt! Achteraan

hebben ze halverwege een extern kniegewricht zitten en als die op het scharnierpunt wordt afgebroken, dan is er in het bovendeel
van die halve poot een smalle holte zichtbaar, waarin die mannen dan een vlijmscherpe bladsteel of een houtsplinter of iets dergelijks
met forse kracht instaken, zodat die kevers ongekend pijn begonnen te lijden. Als zo’n bladsteel er diep genoeg werd ingedrukt, dan

kon zo’n kever niet meer wegvliegen als een Papua hem aan het andere einde van die steel vasthield. En daar was het hen natuurlijk

ook om te doen.”

Fred: “Maar die kevers werden natuurlijk vreselijk geagiteerd en agressief, en konden zeker niet meer met de blote hand worden
vastgepakt zonder dat ze iemand beten. Ze tierden en vlogen met hun vleugels opgejaagd in de rondte, maar ze konden niet meer
loskomen vanwege zo’n ingepriemde bladsteel. Door hun agitatie hoorde je een constante zoemtoon en het felle gefladder van
hun vleugels, en daar wilden die Papua-mannen juist gebruik van maken, door zo’n kever zo dicht mogelijk bij hun getuite mond
te houden, zodat ze net als bij een mondharp of bij een mondboog, boventonen hoorbaar maakten waaruit dan een zacht soort

melodietje tevoorschijn kwam.” - Fred Gerrits zag dit klankritueel zowel individueel worden uitgevoerd, alsook in een groepje

van vier of vijf personen. Volgens hem was het puur om vermaak te doen. Hij herinnert zich geen rituele context.

 

 Mahisu en een sagokever aan een bladsteel.

Mahisu was lid van een Wam-papuaclan uit
Arisili in het Dreikikir District van East Sepik

(foto: Bob MacLennan, 1963)

 

 

 

 

B E L U I S T E R    
B O V E N T O O N M U Z I E K    K E V E R S  

In totaal ken ik maar twee verschillende opnamen van individuele

papua’s die met een levende sagokever boventoonmuziek maakten.

 

1. Sago Binatang
Mahisu behorend tot de Wam-stam uit het dorp Arisili in

Dreikikir District in East Sepik, in 1963 door
Bob MacLennan op band gezet
.

Luister naar YouTube: 

 

 

 B E L U I S T E R    
B O V E N T O O N M U Z I E K    K E V E R S  

 

2. Fut mwag
Kabyo (zoon van papua Nuwa) heeft de kever met een poot vastgebonden aan een strootje en hem dan voor zijn geopende mond gehouden. De kever probeert weg te vliegen wat niet lukt. De kever zorgt voor de doorgaande toon waarvan Kabyo probeert de harmonische reeks hoorbaar te maken. Wordt gedaan door jongens en door adolescenten als afleiding. - Opname 1971, Bernard Juillerat, bij de Yafar-papua’s ­in het Amanab District in West-Sepik.

 

[opname: Bernard Juillerat, 1971]

Luister naar Centre de Recherche et Ethnomusicologie
(aanklikken van oscillogram)

 

Ddd

 

 

 

Bob MacLennan (1931-2013), Australisch epidemioloog verbonden aan het Queensland Institute of Medical Research in Brisbane. Fervent maker van geluidsopnamen bij Papua-stammen in het oud-equatoriale woud van Papua Niu Gini
(foto: 10 mei 1995, weekblad
The National, Port Moresby)

Een tijd later dat jaar zou ik zo’n geprepareerde sagokever als geschenk van Fred Gerrits per post opgestuurd krijgen. Het contact dat ik met Bob MacLennan onderhield, was er ten eerste op

gericht dat ik de geluids­opname van Mahisu en zijn sago-kever graag op mijn tweede CD wilde plaatsen, die ik in 1999 met een aantal gastmusici zou uitbrengen onder de titel «Muziek en het Verdrij­ven van Gedachten» ofwel: «Music and the Dispel of Thoughts».

Bob MacLennan gaf me toestemming om die opname te gebruiken en stuurde hem ongeschoond per ‘real tape’ nog naar me op. Terloops schreef hij erbij, dat John Peel indertijd in 1970, voor zijn LP «Archive Things» hem géén toestemming had opgevraagd om de ‘living beetle’ op die elpee te mogen zetten, iets wat men toch wel zou mogen verwachten van een radiopersoonlijkheid met zo’n wereld­naam. Bob MacLennan zei me toe, dat hij graag een exemplaar van mijn CD wilde ont­vangen om die alleszins  naar de zoon van Mahisu in hetzelfde dorp Arisili toe te zenden als aan­denken aan zijn vader, die toch al gerui­me tijd niet meer leefde.
Na dit CD-project uit 1999 zou het e-mail contact tussen Bob MacLennan en mij in hoofd­zaak voortzetten over vrij uitgebreide documentatie en opnamereeksen van zijn hand, onder andere over de mondharpspeler Menabepf, behorend tot de Oksapmin-stammen in Tombiam en bij de missie­posten in Telefomin en Tekin Valley. Die opna­mes vormen dan ook het hoofdaandeel in de Brus­selse livestream radio-uitzending van «Musique du Monde» van Michel Goedart. Goedart nodigde me dan ook uit om toelichtingen te geven in het Engels op het klankspel van deze speciale Oksapmin-mondharper.

Op 1 april 2002 heb ik nog heel wat andere veldopnamen van Bob MacLennan aan bod laten ko­men in een aflevering van «De Wandelende Tak» bij de VPRO op Radio 4. Vooraf stelde ik met Walter Slosse een selectie samen uit MacLennan’s vertalingen van erotische Papua-gezangen bij de verschillende Oksapmin-, Iatmul-, Wam- en Abelam-stammen uit East-Sepik. Zelf vond ik dat deze opnamen te rauw waren om lang naar te luisteren, en wist ik voor mezelf – hoe uniek ze ook

waren – er geen schoonheid aan te verbinden. Vanzelfsprekend een kwestie van smaak, maar waarschijnlijk nog meer ook een kwestie van tijdig opslaan in het IPNGS te Port Moresby.

 
 
                      

 

          boven: een sagokever uit East-Sepik,
        door Fred Gerrits aan mij geschonken
           (foto: Izz van Elk, coll. Ph. Bakx)

 

 

 Phons Bakx en Walter Slosse (rechts), 1 april 2002, VPRO-studio
Radio 4, Hilversum. Aandacht voor het veldwerk van
Bob MacLennan (foto: Maricée Ten Bosch)

 

 

 

                       Vraagbaak voor mondharpkundigheid

 

Tussen 1987 en 1992, toen ik mijn mondharpboek «De Gedachtenverdrijver. Historie van de Mondharp» schreef, richtte ik me vanuit

een persoonlijke belangstelling niet alleen maar op de metalen mondharpen met een eigen West-Europese speltraditie. Ik had

gaandeweg meer oor gekregen voor de houten mondharpen uit de oostelijke wereld en ik wilde graag meer weten over hoe ze er

precies uitzagen en wat voor rituele functie ze als oerinstrument te vervullen hadden. Maar eigenlijk bleef ik lange tijd van tastbare
informatie over die mondharpen verstoken. Doordat ik bekend was met de organologische klassificatie van Curt Sachs, wilde ik die

juist graag meer uitdiepen. Daarmee werd aan mijn kant tevens sterker de doorslag gegeven om er toch een Nederlandstalig boek

over te schrijven, gevolgd door enkele cahiers die ik in het Engels, Duits en het Frans bij Stichting Antropodium uitgaf. Ook al verscheen

de hoofduitgave in het Nederlands, de monografie zou hierdoor toch een zekere internationale uitstraling verkrijgen. Ik kwam in

contact met een ‘aparte mondharpwereld’ die zich op korte tijd mondiaal steeds meer begon te ontsluiten. Het heeft er alleszins

voor gezorgd dat ik als een internationale vraagbaak ben gaan functioneren. Ik ben me gaan verdiepen in achtergronden van

bepaalde mondharpsoorten, zoals die van de Balinese gamelan genggénggongan, met zijn zogeheten ‘kikkerorkesten’ en

‘paddendansers’, vanouds voor een belangrijk deel met de inlandse hofadel op het eiland verbonden. Ik zou zelfs uitgroeien

tot een fervente ‘génggong’-speler. - Vanuit Aotearoa, het land der Maori’s, werd me toegedicht (zij het dat ik me daar niet

zo bewust van was) een hulp te zijn geweest in de herontdekking van het inlands mondharpachtige klankmasker onder de

naam ‘rooria’, dat algemeen als volkomen obsoleet en verloren werd beschouwd. Ik wijdde namelijk een afzonderlijk cahier

aan dit instrument. Via vroegere geschriften van de botanicus Colenso wist ik het instrument, dat men als ‘stemmasker’ aanduidde,

weer terug op de voorgrond te brengen. - In diezelfde tijd leg ik ook een ‘wereldlijst’ aan van namen, die wereldwijd voor
de mondharp in omloop waren.

 voor een kijkje in die lijst, klik hier

 

 

Mondharpen uit alle delen van de wereld - Geen ordening of klassifiactie op deze poster aanwezig. Alles kris-kras door elkaar.

Dit zijn de zwart-wit tekeningen, die ik voor mijn monografie «De Gedachtenverdrijver» uit 1992 zelf heb getekend. Mondharpen

met een ‘oog’ zijn veelal van metaal. De langwerpig gevormde zijn meestal van hout en beduidend langer dan de metalen.
Er zijn ook ‘gemengde’ mondharpen, dat wil zeggen: met houten buitenframes maar met een metalen lamel binnenin.

(inkttekeningen: Phons Bakx, 1986-1992)

 

 

Vanaf 1992 ging een aantal onderwerpen uit mijn monografie de wereld door, en dat is gebeurd zeker dankzij de inzet van mensen
zoals Walter Slosse (VPRO) en zeker niet te vergeten iemand als Henk Postma (Paclax) uit Vlissingen. Daarna zou ik nog een tijd

worden ondersteund door de organisatie rond Jan Wolff en de De IJsbreker / Muziekgebouw aan ’t IJ in Amsterdam, die op basis

van mijn mondharpkundigheid in de zomer van 2006 het ‘Vijfde Internationale Mondharpwereldcongres & Festival’ drie dagen
achtereen op de planken bracht in het vrij nieuwe gebouw aan ‘t IJ.
Het is me zelfs gelukt om op die gelegenheid een authentiek mondharporkest uit Bali naar Nederland te krijgen, het eerste dat

ooit op Nederlandse bodem speelde. Ik werd in de jaren die erop volgden, aangesproken en thuis opgezocht door volksmuziekspecialisten

en -liefhebbers uit Noorwegen, Oostenrijk, Frankrijk, Schotland, Vietnam, China, Java, Japan, Verenigde Staten, Hawaï, Rusland
en zelfs uit Noordoost-Siberië. Tot die groep van geïnteresseerde vakgenoten behoorde dus ook de persoon van Bob MacLennan,
een man die zich reeds lang specifiek gericht hield op de stammenmuziek vanuit de binnenlanden van oostelijk Nieuw Guinea,
dat na de tijd een Duitse kolonie te zijn geweest, als protectoraat overging naar Australië. Zelf heb ik Bob MacLennan nooit

in levende lijve ontmoet. Alles ging per e-mail. Ik heb slechts één enkele foto van hem teruggevonden in een oude krant

(een kleuren krantenfoto, sterk gerimpeld vanwege vochtinwerking).

 

 

 

                       De speciale mondharpen van Papua Nieuw Guinea

 

In de verspreiding van mondharpen over de hele wereld is ten eerste een indeling mogelijk in mondharpen van metaal en
mondharpen uit hout. Binnen deze tweedeling bestaan er zeker nog tal van essentiële verschillen, en ook weer geldend voor

elke sectie onderling. Zo bestaat er een bijzondere reputatie in de houten sectie  voor de ‘génggong’ van Bali, en zeker niet

het minst voor al die oeroude mondharptypen in Nieuw Guinea. De mondharpen die op Nieuw Guinea gemaakt en bespeeld

worden, beantwoorden allemaal wel aan een primitievere speelmethode, die daardoor ook een heel eigen klankbeeld voortbrengen.

 

 

 

 

Papua mondharpspeler (foto: Pinterest)

 

PAPUA NEW GUINEA 746 - Musical Instruments "Jew's Harp"  (pb50982) | eBay

                                                                                               

 

 

 

 

 

 

Het uitsnijden van een houten mondharp (Papua Nieuw Guinea)

Locatie Eipomek, Central Highlands, Papua Niu Gini. Een Eipo-pygmee snijdt uit een stukje bamboe een mondharp voor zichzelf. Hier gebruikt hij een scheermesje, maar voordien was hij aangewezen op de snijtand van een inheems knaagdier. (stases: Institut für den Wissenschaftlichen Film, Göttingen – E 2559)

 

 

           

          Mondharpspeler Menabepf

 

In de annexatie van een twee uur durende aflevering van «Musique du Monde», gaat de aandacht in het eerste uur vooral uit naar

een mondharptype dat afwijkingen vertoont ten opzichte van het gangbare ‘susap’-type, en dat bij elke (vuist)aanslag ook een kort

ratelgeluidje laat horen. Deze ‘ratelmondharp’ is 40 à 50 cm lang, terwijl de gangbare mondharpen elders uit het binnenland qua

lengte algauw de helft daarvan bemeten of zelfs nog korter. De ratelmondharp («Turbei» genoemd) wordt in tegenstelling tot de

gangbare types, zonder trekkoord bespeeld. In 1963 en in 1973 reisde Bob MacLennan door een deel van de Western Highlands,

waar hij in Tombiam en Telefomin bij een missiepost contact kreeg met een zeer geroutineerde mondharpspeler genaamd Menabepf.

 

Menabepf maakt deel uit van een speeltraditie waarbij hij de mondharp als ‘spraakinstrument’ gebruikt. Hij maakt gebruik
van zogenaamd ‘stomme articulaties’, die zich baseren op bestaande taalonomatopées, en die hij telkens door zijn mondharp

herhaalt. Wat de Oksapmin-spelers op hun mondharp verklinken, wordt ook weer als afwijkend beschouwd ten opzichte

van andere Papuastammen. Het klankidioom bij de Oksapmin gaat in hoofdzaak over thema’s die aan de eigen natuurlijke

omgeving zijn ontleend en die dan met mond-, keel-, stem- en ademhalingsgeluiden van de speler worden gearticuleerd.

De klankverbeelding richt zich tot het imiteren van vogelgeluiden, lokroepen van wouddieren, insecten, slangen, maar ook
worden er kabbelende beekjes door nabootsing uitgebeeld. Dat alles wordt getransponeerd in een ‘eigen klankwereld van

boventonen’, geproduceerd door de trillende naald in dit oeroude mondinstrument.
Tijdens zijn verblijf bij de Oksapmin in 1963 en in 1973, ontdekte Bob MacLennan dat al deze mondharpvertolkingen

qua uitbeelding terug te voeren waren tot de collectieve mythologie van deze Papua-stammen. Het was een vurige wens

van MacLennan om die volksmythen van bijvoorbeeld de Oksapmin en hun mondharpen in een later stadium uitgebreid

nog eens op te nemen en die ook zorgvuldig te documenteren. Hij wilde elk aspect van hun natuurmythen, zowel als narratief
alsook in klankbeeld op de mondharp zo volledig mogelijk uitschrijven. Hij schreef me dat hij twee oudere Papua-mannen

bereid had gevonden om hem hierin in de nabije toekomst te helpen, maar door het begin van een slepende ziekte – MacLennan

klaagde in zijn correspondentie regelmatig over Hepatitis B - is dat de Australische epidemioloog volgens mij maar ten dele gelukt.

 

In elk geval beschikken wij als toehoorders over een gedeelte, dat in het programma van «Musique du Monder» voor het eerste

voluit wordt gepresenteerd. In sommige van Menabepf zijn klankstukken is het onmiskenbaar dat hij het klankspel hanteert

om zichzelf in de staat van trance te brengen, en dan is het onmiskenbaar dat hij in een zelfgecreëerde klankspiraal lijkt rond te

gaan, een ‘draaiing’ die op het gehoor van de luisteraar uiteraard ook zijn effect heeft.

 

              Menabepf  is te beluisteren op de mixcloud/radio livestream ‘Musiques du Monde’ van Michel Goedart

 

 
 

Menabepf [Oksapmin-stam] op een langwerpige bamboe ratelmondharp, terwijl

hij met een lichte vuistslag het instrument aanslaat (foto: Bob MacLennan, 1973)

 
 
 

 

Geluidsopname van Bob MacLennan aan
boord van de ruimtesondes Voyager I en II

 

 

Naast de opzienbarende uitgave van de «Living Jew’s harp Beetle» door John Peel, verkreeg een andere veldopname van Bob
MacLennan ook wereldaandacht. Op zich vormt dit hieromtrent een merkwaardig geschiedenisverloop, dat ik hier zeker (zij het
wel beknopt) wil bespreken. De audio-opname waarom het hier gaat, werd door MacLennan op 23 juli 1964 vastgelegd bij de

leden van de Nyaura-Papua’s, een clan samenlevend met Iatmul-Papua’s in het dorp Kandingei in Midden-Sepik. De geschiedenis

omtrent dit veldopnamewerk vertelt dat hij hier 19 afzonderlijke rituele muziekthema’s van verschillende aard heeft vastgelegd.

Daarna verliet hij het dorp en is er ook niet meer naar teruggekeerd. Vanuit zijn medische roeping (hij was toen 33 jaar) reisde

Bob MacLennan vanaf 1964 over bepaalde delen de wereld rond, alleszins met het belangrijke oogmerk om op Tulane University

van New Orleans een doctoraal voor epidemiologie af te ronden. Hij zou er tot 1971 blijven doceren, tussendoor afgewisseld met

bezoeken aan Ecuador en Columbia, waar hij als doctoraal gastdocent werd ontvangen.
Tijdens zijn verblijf in de staat Louisiana komt hij in contact met een specialist voor publiekelijke veldopnamen en volksmuziek,

namelijk Alan Lomax (1915-2002). Vanwege zijn enthousiasme voor volksmuziek en veldopnamen, was de ontmoeting met Lomax

olie op het vuur van MacLennan. Hij heeft ook vrij makkelijk zijn veldopnamen in Papua Niu Gini met hem gedeeld, waardoor een

kopie van al de muziekthema’s die hij in het Papua-dorp Kandingei maakte, aan Lomax heeft overhandigd. Kennelijk ook zonder

verder bindende onderlinge afspraken daarover te maken. Ik vermoed dat Bob MacLennan het zeker aantrekkelijk vond, als zijn

opnamen via een publicist of publicitaire organisaties (zoals radio) hun verdere bestemmingen konden halen, doordat ze bijvoorbeeld

op industriële geluidsdragers zouden worden uitgegeven, maar – hem inmiddels een beetje kennende - niét zonder nader overleg

met hem. In 1971 keerde Bob MacLennan terug naar Australië, waar hij zich verder wijdde aan de medische zorg voor de inwoners

van oostelijk Papua Niu Gini.

 

In 1978 kwam Bob MacLennan onverhoeds te weten dat er één van die 19 afzonderlijke opnamen die hij bij de Nyaura-Papua’s

had vastgelegd, mee is gegaan in het zeer ambitieuze NASA-ruimtevaartproject ‘Voyager’, dat aan boord van beide ruimtesondes

een Golden Record aanwezig was met een flink aantal muziekvoorbeelden van de planeet Aarde. Achteraf bleek dat het Alan Lomax

is geweest die er voor gezorgd heeft, dat één van MacLennan’s Papua-muziekopnames bij het Voyager-comité terecht is gekomen,

dat toen onder leiding stond van de astronoom Carl Sagan (1934-1996). MacLennan heeft zelf niets ingediend of met het comité

onderhandeld. Dat vond in feite allemaal achter zijn rug om plaats. De beide ruimtesondes waren al een jaar op weg, toen hij voor

het eerst er iets over vernam. In dezelfde dagen van 1978 kwam er een rijk geïllustreerd boek uit van Carl Sagan onder de titel

«Murmurs of Earth», waarin aan het grote publiek uitleg werd gegeven wat de opzet was met de lancereing van de Voyagers.

Tot zijn verbazing las Bob MacLennan dat het informatieve onzin was wat er over zijn Papua-geluidsopname in de ‘playlist’ vermeld

werd. Het was hem inmiddels wel duidelijk geworden dat zijn opname via het Amerikaanse ‘boegbeeld’ Lomax op die ruimtesondes

terecht was gekomen. Ondanks dat het er allemaal wel naar uitzag dat het om een eervolle zaak ging, rezen er toch vragen op waarom

er geen onderhandeling had kunnen plaatsvinden, of simpelweg, waarom er geen toestemming was opgevraagd? De bijgeleverde

informatie mankeerde volledig, afgezien van de juistheid dat de credits van de opname op ‘Robert MacLennan’ zijn naam stonden.

Als een van de allereerste punten van aandacht, wilde MacLennan graag te weten komen om welke muziekpassage het dan precies

ging, iets wat hij uit de tekstinhoud van het boek niet kon opmaken. Pas twaalf jaar nadat de ruimtesondes gelanceerd werden, is

Bob MacLennan te weten gekomen om welke geluidspassage het precies ging. Waar eerst een vermelding werd gegeven van

«Men’s house song», ging het in werkelijkheid om een passage van ‘openingsmuziek’ onder de inheemse naam “Mariuamangi”.

Het was een korte vertolking van een klein bamboefluitconsort rond de Nyaura-clanleden Pranis Pandang en Mumbui, eveneens

afkomstig uit het Iatmul-dorp Kandingei. De nadere context beschrijft een ritueel gezongen ode door Nyaura-mannen die aan dit

fluitconsort voorafging, en die zij aan de totem van hun eigen voorouders adresseerden. Als direct antwoord daarop weerklonken

er zeven bamboefluiten onder leiding van voornoemde Nyaura-spelers. En die passage is door de NASA feitelijk uit zijn rituele context

gelicht. Toen men later dit in het dorp Kandingei te horen kreeg, vatte de Nyaura’s dit in eerste instantie wel op als een schending van

hun voorouderrituelen. Het betekende dat vooral de Nyaura-mannen in onzekerheid kwamen te verblijven, of deze gebeurtenis soms

noodlottige consequenties kon opleveren ten aan zien van het voortbestaan van hun clan en zelfs de gehele stam.

 

Voorpaginanieuws in ‘The National’ van 10 mei 1995.
Bob MacLennan (rechts) overhandigt het boek «Murmurs of Earth» over The Golden Record en de deelname van de Nyaura-clan hieraan. De toenmalige ministerpresident van Papua Niu Gini, Sir Julius Chan neemt het exemplaar in ontvangst.

Het voelde voor hen alsof er een wezenlijk onderdeel van henzelf was weggegrist, dat om onduidelijke redenen door ‘hemeldoorbrekers’ (NASA) was weggeschoten naar ‘hoogten’ waar zelfs niemand in het dorp bekend mee was, en die van buitenaf werden omschreven als de ‘onmetelijke kosmische oceaan’, ver voorbij Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus, een plaats die alleen maar gelijk kon worden geschakeld met ‘eeuwigheid’. Daarbij kwam bovendrijven dat de dorpsbewoners zich nog het meest geërgerd voelden waarom de ‘hemel­doorbrekers’ dit allemaal niet met hen vooraf hebben willen overleggen, en ook om bij hen toe­stemming zijn komen opvragen om dit allemaal te willen uitvoe­ren. Aanvankelijk werd Bob MacLennan hierop aangekeken, maar algauw werd door een jongere generatie antropologen uitleg gegeven dat ook ‘Doctor Bob’ door de situatie over­rompeld is gewor­den, en dat ook hij zijn directe medewerking hier niet aan had ver­leend. Het was intussen ook al 15 jaar na dato. Vanuit meerdere situaties is gebleken dat Bob MacLennan het er altijd om te doen is geweest dat zijn kostbare veldop­namen goed terecht kwamen. Daarom koos hij er voor dat ze bij gouvernementele wetenschaps­instituten of volkenkundige musea terecht kwamen in dit deel van Oceanië.
Nadat Bob MacLennan het een en ander duidelijk was geworden, wilde hij wel graag dat het boek «Murmurs of Earth» – ondanks de foutieve docu­mentatie – bij de mensen in Kandingei terecht zou komen. Tenslotte ging

het ook voor hen om een eervolle zaak, dat juist de muziek vanuit hun dorp was uitgekozen om door de Oneindig­heid boven de hemelkoepel van de aarde mee te reizen.
Na de dood van Bob MacLennan in 2013 hebben jongere antropologen wel het een en ander voor de mensen en hun nabestaanden in het dorp Kandin­gei geregeld. In 2017 verscheen een hernieuwde uitgave van «Mur­murs of Earth» met twee CD’s waarop de opnamen van The Golden Record, met daar­in ook de rectificatie over het muziekstuk van de Nyaura-clan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

MacLennan’s opname die met de Voyagers meeging, laat een ensemble horen van zeven Nyaura-mannen die elk één toon aanblazen op een bamboefluit met het speelgat zijwaarts (dwarsfluit). De fluitspelers accelereren met elkaar in de overlapping van één toon-één speler. Ze creëren een ritmisch toonhoogteverschil door snel achter elkaar aan te blazen en te zuigen, om-en-om tussen twee unisoon klinkende bamboefluiten. Onderdeel van een vooroudercultus.

 

 

Over beide ‘hemeldoorbrekende’ Voyagers schreef de journalist Kevin McQuillan, dat ze momenteel door de kosmische ruimte schieten, weg van onze planeet Aarde, na wel eerst veel radiografische gegevens te hebben verzameld en aan ons toegezonden over de buurtplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.  Inmiddels hebben de sondes ons zonnestelsel verlaten en begeven zich op een afstand van ongeveer 25 triljoen kilometers afstand van ons vandaan.
En als het goed is, bewegen ze zich voort met een snelheid van 55.000 km/uur, en het wordt niet verwacht dat ze de eerste 40.000 jaar ook maar enigszins in de buurt van een of andere ster terecht zullen komen. En dat terwijl ze nog

maar 46 jaar onderweg zijn.

 

 

 

 

Voyager Probes: Why NASA's Twin Deep-Space Robots Have Golden Records

 

De ‘Golden Record’ en een andere informatiedrager, die aan boord meegingen

van de Voyager 1 en 2 ruimtesondes. Aan de linkerkant van de ruimtesonde is een heldere

ovaalstip te zien waar de ‘Golden Record’ aan de sonde vastzit (foto: businessinsider.nl)

 

 

     

 

 1. beluisteren ‘Golden Record’ opname R. MacLennan “Nyauras’ endblown flutes” - 1’25”  =>   

 

 

 2. technische info over ‘Golden Record’ (filmpje) =>            

 

 

 3. over de reis van de twee Voyagers in een filmpje => 

 

 

 

 

 

 

 

 

hierboven: gele vlekken in rood gebied – globaal de locaties waar Bob
MacLennan zijn audioveldopnamen maakte (in zover mij bekend)

 

 

 

Ik hoop met deze tekst jullie van dienst te zijn geweest,
om een kijkje achteraf te geven in de niche waarin

ik als radiomedewerker/mondharpspecialist en als ‘niche-antropoloog’ toch
jarenlang actief ben geweest. In totaal heb ik tussen 1986 en 2004 tien
afzonderlijke radioprojecten voor VPRO’s ‘Wandelende Tak’ op Radio 4 samengesteld.

 

groeten,

 

Phons Bakx

 

 

Voor reacties:

phonsbakx@gmail.com

 

 

 

 

 

 

 

Andere opnamen van Robert MacLennan werden op grammofoonplaat bij Musicaphon / Bährenreiter 
(Kassel/Bazel) uitgebracht
.

 

 

 

  

5/MacL

 

MEER SCHRIJFONDERWERPEN
(allemaal onderling verbonden)

VOOR MEER SCHRIJVERSONDERWERPEN KLIK HIER