1 3 8   j a a r   s t r a a t m u z i k a n t

 

Koperen Ko: drie generaties Leiendecker

 

 

 


                                                          
Een straatmuzikant die per definitie niet geheel met de Zeeuwse grond ver­bon­den is,

                          maar er wel heel vaak heeft op gestaan, was Jo­hannes Willem Lei­endecker (1909-1982).

                          Hij stond wijd en zijd be­kend als Koperen Ko. Zijn belangrijkste bin­ding met Zeeland

                          bestond er uit dat hij zich in 1933 eerst in Middelburg, in de Schuitvlotstraat, daarna

                          in de Bellinkstraat heeft geves­tigd. Anderen bronnen spreken over de Spanjaardstraat.

                          Zoals het ongewoon langdurige in de titel misschien al laat ver­moeden, stond Johannes

                          Willem Leiendecker eigenlijk niet geheel ‘alleen’ als muzi­kant op straat: hij opereerde

                          namelijk als de laatste van drie gene­ra­ties Koperen Ko-vertolkingen. Dat valt mogelijk

                          het best uit te leggen als één: Lustige Wilhelm Tiroler, twee: Koperen Ko 1, en drie:

                          Koperen Ko 2. Johan­nes Willem, uiteindelijk voor de mees­ten bekend als Wim

                          Leiendecker was dus Kope­ren Ko 2.

 

 

door Phons Bakx

 

 

 

“Wij begonnen pas sinds 1998 te achterhalen, dat de voorouders van mijn vader uit het

Duitse taalgebied afkomstig waren,” vertelt Adri Leiendecker, één van de vele kinderen

van Wim Leiendecker (Kope­ren Ko 2) die hij bij twee verschil­lende vrouwen had.”[i]

“Mijn voorouders waren zogeheten ‘rol­le­­mannen’, dat wil zeggen, dat ze overal met paard

en wagen erop uit trok­ken, vanouds dus woon­wagen­be­wo­ners. Ze gingen erop uit vanwege

de uitoefening van hun rol als Koperen Ko of voor datgene wat het voordien was. Daar­voor

zochten mijn over­groot­vader en mijn grootvader in hoofd­zaak jaar­mark­ten en volksfestivi­tei­ten

op in diverse streken in Midden-Europa. Men sprak in die oude tijd eigen­lijk niet over ‘ker­missen’,

meer over ‘jaar­markten’. Daar traden ze dan op. Dat deden ze als een­lingen met een veelheid aan

muziekinstru­men­ten die ze dan gelijktijdig bespeelden. Zeg maar als multi-instru­men­ta­list.

Dat was vrij uniek. Accor­deon en trom­mel waren altijd van de partij, als­ook schellen, bekkens,

bellen en de triangel.”[ii]      

“Elk van hen vormde een éénmansorkest, en in zover bekend, zon­gen zij daar nooit bij.

Ik weet dat elke Leiendecker-zoon bij gele­gen­heid met zijn vader meeging om voor hem

te ‘mansen’. Dat is in het publiek rondgaan met de schelp of met het geldbakje.”

Adri Leien­decker verwijst naar de afzon­der­lijke stamboom van de drie Koperen Ko’s,

die uiteraard buiten Nederland is be­gonnen, mogelijk vanaf 1845.[iii]

 

 

 

 

Eerste generatie: Lustige Wilhelm Tiroler

 

Nazoeking leverde allereerst de naam op van een ‘komi­sche muzikant’ uit het toen­malige

Österreich, de Do­nau­mo­narchie Oostenrijk-Hongarije. Als de alleroudste van het drietal, om

het zo te zeggen, was hij de ‘vader’ van de Koperen Ko-personage avant la lettre. Van hem

verscheen rond 1890 in het buit­enland een prent­brief­kaart waarop hij met zijn muzi­kale

uit­dossing als «Lustige Wil­helm Tiroler» staat afgebeeld. Aan hem is de naam Koperen Ko

nog niet verbonden, maar eigen­lijk geldt dat wel al voor zijn uitdossing. Een andere afbeelding

toont Gustav met de roodkoperen schellenhelm zoals we die bij zoon en kleinzoon terug­zien.

Kennelijk heeft deze jaar­markt­muzi­kant zich niet alleen tot het oude Oostenrijk willen beper­ken,

maar trok hij met zijn muzi­kale rol­spel ook door menige landstreek van de Duitse Statenbond.

Voor zijn nakomelingen bleven zijn perso­na­lia lange tijd in duister ge­huld. Navorsers wisten dan

toch een en ander over hem boven water te halen. Hij werd omstreeks 1830 als Gustav (waarschijnlijk)

Wilhelm Leiendecker ge­boren. Omdat hij pas later onder de kun­ste­naarsnaam Lustige Wil­helm Ti­roler

naar buiten treedt, valt niet uit te sluiten dat in zijn geboor­te­naam eveneens een tweede naam ‘Wil­helm’

aanwezig was. Zijn zoon en klein­­­zoon kregen later allebei ‘Wilhelm’ of ‘Wil­lem’ als tweede geboor­te­naam mee.

 

 

  

 

«Lustige Wilhelm Tiroler» ofwel Gustav (Wilhelm) Leiendecker (c.1830-c. 1904), ‘vader’ en ‘grootvader’
van de twee latere Koperen Ko’s die op Nederlandse bodem zouden blijven werken. Dit zijn stase-afbeeldingen uit

een oude film van vóór 1904, gemaakt ergens buiten Nederland. Dit keer draagt hij wel een schellenhelm op zijn hoofd,

iets dat aanvankelijk niet tot zijn uitdossing hoorde. (stases: YouTube/Omroep Zeeland - Trugkieke – Koperen Ko)

 

 

Tijdens hun aanwezigheid in het westelijke deel van het Pruisische Konink­rijk, krijgen

Gustav Leiendecker en Henriette Kamphaus een zoon, ge­naamd Fried­rich Wilhelm Leiendecker.

Hij werd in Neviges geboren, een plaats tussen Wuppertal en Velbert, iets ten zuiden van

wat we tegen­woor­dig het Roergebied noemen in Noordrijn-West­falen. Zijn ge­boorte­datum

is 30 juni 1865.[iv] Hij groeit op in weste­lijk Pruisen, en leert via zijn vader de stiel kennen van

de multi-in­strumentalist.

 

Binnen de vertakkingen van de Leiendecker-genealogie ontstond on­duide­lijk­heid en verwarring

over wie nu wie was, en wanneer deze of gene leefde. Die verwarring straalt zeker door op de

necrologie van Gus­tav Leien­decker. Klaar­blijkelijk is via zijn zoon Friedrich (Fre­derik) toch het

volgende over zijn doodsoorzaak bekend. Naar ver­moeden was het in 1904 dat vader Gustav

en zoon Friedrich ergens met hun hitte­wa­gen (paard-en-wagen) op pad waren. Hun woon­wa­gen

werd op dat moment door een zeer schichtige Hitlander-paard voort­getrok­ken (klein paard uit

Shetland, destijds Hitland). Zoon Fried­rich had zijn vader al ette­lijke malen verwittigd dat de

Hit­lan­der iets onbe­reken­baars in zijn ge­dragingen ver­toonde. Met andere woorden, let op hoe

dit dier zich over de weg manoeuvreert. Zijn vader was maar achte­loos op die verwit­tiging

inge­gaan, in de zin van, ‘Ach kom, ik ben bij de Huzaren [ruitervolk in Honga­rije] opge­groeid.

Mij overkomt echt niet zomaar iets, hoor.’ Toch is de vader tijdens deze rit van de hitte­wagen

ge­val­len, met zeer ernstige her­sen­schud­ding als gevolg die hem kort nadien fataal is geworden.[v]

De grond­legger van Koperen Ko avant la lettre, werd vol­gens over­leve­ring vier­enzeventig jaar oud.

 

 

Tweede generatie: Koperen Ko 1

 

Als volwassen man reisde Frie­drich Wil­helm Leiendecker in de periode vóór de Groote Oorlog, met paard en

wagen praktisch heel het Duitse taalgebied rond. Hij trok door het noorden, het oosten en later

meer in zuidelijke richting, met name door het Oosten­rijkse deel. Waarschijnlijk was hij de meest

bereisde van het Leiendecker-drietal.

In die tijd deden zich in dit deel van Midden-Europa enorm veel staat­kundige ver­schui­vingen voor.

De vooraf­schadu­wing van de Eer­ste Wereldoorlog liet zich in toe­ne­mende mate meer van zich mer­ken.

Voor Friedrich Wil­helm betekende dit dat hij zich uitein­delijk meer buiten de Duitse grenzen zou gaan

ophouden, het meest nog in Ne­der­land, waar hij zich uiteindelijk ook vestigde. Tot januari 1910 zou

hij officieel ingezetene blijven van Duis­burg.[vi] Tussendoor trok hij nog door verschil­lende staten,

maar toen de oorlog eenmaal uit­brak, had hij zich al in Dordrecht teruggetrokken.

 

 

De Nederlands geworden Frederik/Friedrich Wilhelm Leiendecker (1865-1936),

met allicht de schellenhelm van zijn vader Gustav op het hoofd. Hij is de eerste

straatmuzikant die zichzelf na zijn vader, openlijk als ‘Koperen Ko’ profileert.

(stases: YouTube/Omroep Zeeland - Trugkieke – Koperen Ko)

 

 

Op bepaalde punten vernederlandste Friederich Wilhelm zichzelf – hij zou voortaan Frederik Willem

Lei­en­decker heten, soms door anderen abu­sie­ve­lijk geschreven als Lijen­dek­ker. Hij was voordien altijd

actief als para­plu-venter, maar de com­binatie van scharensliep en multi-instrumentale straat­mu­zikant

zou in elk geval zijn toe­komst in Nederland duurzaam in­kleuren. Van het drietal was hij degene die

de naamskarikatuur van de straat­instru­mentalist door­zet­te in die van Kope­ren Ko. Daarom is hij dus de

eerste Koperen Ko. Er ontbreken echter heldere aanwijzingen door wat of wie hij zich pre­cies heeft

laten inspi­reren als het om die nieuwe naam gaat. Meest voor de hand ligt de bijzon­dere roodkoperen

schellen- en bellenhelm. Omdat Frederik lang­durig in het Duitse taal­gebied verblijf heeft we­ten te

houden, kon hij waarschijnlijk doorlopend gebruik blijven maken van de arties­ten­naam ‘Lustige

Wilhelm Tiro­ler’ van zijn va­der. Het is alleszins een feit dat Frederik als eerste zichzelf als Kope­ren

Ko heeft omgedoopt. Maar ten aan­zien van die naamskeuze lig­gen nog een aantal moge­lijkheden open.

Gaf hij zichzelf die naam, of kwam het door toedoen van ande­ren? Misschien was het zijn wens om

op Nederlands grondgebied een ge­schiktere naam te vinden die bovendien ook Nederlands klonk.

Frederik Willem Leiendecker, bedenker en uitvoerder van de Ko­pe­ren Ko-figuur, overleed op 5 februari

1936 in het Sint Servatius-zie­kenhuis van Venray op de leeftijd van zeventig jaar.[vii]

 

 

 ‘TRUGKIEKE’, filmpje met drie Koperen Ko’s klik  

Mijn commentaar (PhB) op het filmpje: “Dit filmpje heeft hele interessante ‘foutjes’. Heugelijk en leuk is het gegeven dat alle

drie de Koperen Ko’s (opa, vader en zoon) op film staan. - Op 0’23: ‘zoon Koperen Ko’ – op 1’28: ‘vader Koperen Ko’

en op 1’51 staat ‘opa Koperen Ko’ zichtbaar op een straathoek. ‘Opa Koperen Ko’ is bij mijn weten nooit in NL
geweest, dus
die film moet van voor 1904 zijn en elders in Europa zijn gemaakt.

 

 

 

Derde generatie: Koperen Ko 2

 

Dan breekt vanaf de jaren dertig de periode aan voor Johannes Willem Lei­en­dec­ker. Het is de derde

periode voor de multi-­instrumentalist op straat, of­wel de periode voor de ‘kleinzoon’ van Kope­ren Ko.

Onder eigen fami­lie­leden heette Johan­nes altijd kortweg ‘Wim’.  Hij leerde vanaf zijn dertiende jaar

het vak van zijn vader. In zijn latere jeugdtijd leurde hij ook met bloemen, of werkte in de bouw als

sjouwerman, maar hoofdaandeel van zijn werk­zame leven was de activiteit van de multi-instrumentalist

op straat. Omdat Wim niet goed kon opschie­ten met zijn stiefmoeder, maakte hij al vroeg de keuze om

vaak met Frederik, zijn vader, op stap te gaan, en op straat voor hem met het geldbakje te mansen.

Een enkele keer begeleidt hij zijn vader met een mond­har­mo­nica.

Van Wim is bekend dat hij zeer confronterend en heftig te werk kon gaan als er een dispuut met

een ander dreigde. Dat werd bekend uit de periode dat hij in de wintermaanden nog op school zat.

Daar sloeg hij eens met een houten klomp op het hoofd van een klasse­onder­wijzeres.[viii] Het heeft er

mede voor gezorgd dat Wim in zijn tiener­jaren, thuis al volledig onhoud­baar was gewor­den, met gevolg

dat hij in Dordrecht, al vroeg op eigen benen kwam te staan.

 

Afbeelding 

 

Wim Leiendecker (1909-1982), ofwel ‘Koperen Ko 2’,
hier aanwezig op de Oude Gracht in Utrecht, 1962.

 

                                                                                    Koperen Ko 2 speelt in Vlaardingen (geluidsverslag) klik

 

In 1933 belandde hij in Middelburg, de stad die zijn uitvalsbasis zou bete­ke­nen voor zijn persoonlijke

uitdossing als Koperen Ko. Hij zou er 35 jaar blijven wonen. In het Zeeuwse begon hij in enkele

dor­pen zoals Vrouwenpolder, Gapinge, Kamperland, Kort­gene, Lewedorp en zo meer. Kort erna

koos hij Vlissingen en Middelburg uit als standplaats voor zijn multi-muzi­kale uitdossing.

Vanuit het oog der verwondering getuigt de kleine Oosthoek, in dit geval Andreas: “Als kind heb ik

die man – in het wit – enke­le malen gezien in de Lange Delft te Middelburg. Volgens mijn vader was

hij een soort tovenaar. Wij kwamen met de Stoomtram Walcheren naar het Plein 1940, kregen

een taartje in de lunchroom op De Burg en zagen dan even later ter hoogte van Wöhler – met enig geluk –

op marktdag de Koperen Ko.”[ix] Het succes dat Wim Leiendecker oogstte heeft hem zeker gestimuleerd

verder door Neder­land rond­ te gaan, daarbij allerlei steden aandoend. Later typeerden de onder­zoe­kers

in het stads­archief van Dor­drecht hem als een man ‘waar­schijn­lijk met vleugels’. Hij trad op in Zaandam,

Utrecht, Gorinchem, Breda, Vlaar­dingen, Bergen op Zoom, en ook in Rotterdam, de stad waar hij

waar­schijn­lijk het meest van alle aanwezig is ge­weest.[x]

 

                

 

 Kinderen van Wim Leiendecker spreken over hun vader (video) klik

 

 

Op al die verschillende locaties van binnensteden in Nederland, ont­ving hij ook allerlei verschil­len­de

namen en bijna­men voor zijn per­sonage als multi-instrumen­talist. Bekend is dat Dor­drecht hem altijd

de bijnaam heeft gege­ven van Belle­man. In Limburg kon hij rondgaan als de Skel­lenhoorn. In Groningen

noemden ze hem Harle­kijn, en in Leeuwarden Hoempa. In diver­se plaat­sen in Holland liet hij

zichzelf voeren onder de naam van Jan-met-de-bellen.[xi] Het is niet zeker dat het in de verscheidene steden

ook niet om een andere Koperen Ko-creatie ging dan die van Frederik of Wim Leiendecker.

 

undefined

Anton Pieck (1895-1987) legde de verschijning van Koperen Ko 2 vast als deze een harlekijn-kostuum

draagt. Om­dat hij in Gro­ningen ‘Harlekijn’ werd genoemd, is het mogelijk dat Pieck hem

hier tegen een Groningse stadsomgeving heeft gesi­tu­eerd.

(detail, Anton Pieck Museum, art.nr. 405009) 

 

 

 

Het krijgen van al deze namen be­tekende eigen­lijk dat de naamserfenis

van ‘Koperen Ko’ lang niet zo makkelijk op al die plaatsen doordrong waar

hij zich ook maar liet zien. In de tijd als volwassen straat­muzikant, trof men

hem ‘s zomers op straat aan, en in de winter was hij meest actief als scha­rensliep.

Als het even kon, oefende hij dat vak het liefst uit door - net als de voorgaande

Leiendeckers - met de hitte­wa­gen erop uit te trekken.

 

Tijdens de Duitse bezettingsjaren was het voor Ko­peren Ko 2 abso­luut ver­boden

om op straat mu­ziek te ma­ken. De Duitse bezet­ters in Middelburg heb­ben vanwege

het ver­bod, tot driemaal toe zijn mu­ziekinstru­men­ta­rium in be­slag geno­men.

Maar telkens is het Wim Leien­decker gelukt om zijn materieel terug te krij­gen.

In dezelfde ­pe­riode van de bezetting is hij onder dwang in «’t Lage» te­werk ge­steld,

een inrichting in de buurt van de Middel­bur­gse Kui­perspoort. Daar was hij ge­dwongen tim­mer­ge­reed­schap­pen voor

de Duitsers te ma­ken.

In de tweede helft van 1963, zocht de Nederlandse conferencier Wim Sonne­veld (1917-1974) contact met Wim

Leiendecker, aan­gaande een eventuele sa­menwerking. Leiendeckers straatpersonage sprak Sonne­veld zeer aan,

waar­door de conferencier hem wilde overhalen om op zijn theaterpodium te ver­schijnen.

Wim Leiendecker ging niet in op Sonnevelds aanbod, met ge­volg dat de commu­ni­catie tussenbeide vastliep.

Later, toen Sonneveld met zijn nieuwe show «Een avond met Wim Sonne­veld» naar buiten trad, kwam

daar­ ook het liedje «Zij kon het lonken niet laten» in voor. Opgevoerd door de personage  Nikkelen Nelis klik. Aangaande

de tekst van het lied voelde Wim Leiendecker zich in zijn wiek geschoten, omdat hij van me­ning was dat Wim Son­ne­veld

daarin onte­rechte toespelingen maakte op de oog­ziekte van zijn vrouw. Wim Leien­decker: “Het was een heel leuk num­mer,

maar nogal gericht op mijn vrouw, want zij knipperde sterk met haar ogen, doordat zij zeven jaar lang blind is geweest.

Haar gezichts­ver­mogen is nu teruggekeerd, maar als de zon fel schijnt, dan knippert zij, als reflex daar­op, nog steeds

heel vaak met haar ogen.”[xii]

Toen de schrijver van het liedje, Friso Wiegersma (1925-2006), over het argu­ment van Wim Leiendecker vernam, reageerde hij

dat dit op een misverstand moest berusten, want de tekst van het lied had hij ruim voordien ge­schreven, nog vóórdat Wim

Sonneveld contact met Wim Leien­decker en zijn vrouw had gezocht, en nog vóórdat Sonne­veld had besloten om zelf als

Nik­ke­len Nelis op het podium te ver­schijnen.[xiii]

Een half jaar na de premičre van de show in 1964, kwam het gram­mo­foon­plaatje «Zij kon het lonken niet laten» op de markt.

Het heeft Wim Leien­decker zeker lange tijd dwarsgezeten dat Wim Sonneveld in het alias van Nikke­len Nelis, tekstueel op

die manier naar buiten is getreden. Ergernis had hij overigens ook over het gegeven dat, on­danks zijn groeiende popu­lari­teit,

dat in Nederland nogal wat nep-Koperen Ko’s van zich lieten horen, die dan bovendien ook nog eens op straat gingen optreden.

 

 

Een onechte Koperen Ko: Willem van Laar, Almelo - 1960 klik

 

Foto hieronder: gelegenheids-Koperen Ko: Marinus Joezef Roeting, schilder te Veere

(ZB/Krantenbank Zeeland, PZC, 20 febr. 1959, p. 5)

 

 

 

 

Er zijn beslist vele noemenswaardige momenten geweest voor Wim Leiendecker als authen­tieke straat­artiest, waarop hij

de populariteit van zijn fa­mi­lie­creatie blijvend heeft kunnen proeven en roemen. Meest gedenk­waardig voor hemzelf was de

hu­we­lijksdag van prinses Christina van Lip­pe-Biesterfeld. - Wim Leiendecker: “We werden door het Ko­nings­huis gevraagd

om te komen voor een optreden bij het huwe­lijk van prinses Christina. Ik zou later die dag pas optreden. Na afloop kwam

koningin Juliana onmiddellijk op me afgelopen met de vraag hoe ik het toch voor elkaar krijg om al die instrumenten

tege­lij­ker­tijd te be­spelen. In plaats van «Wilhelmus van Nassaue»  voor haar te spelen…, want ik dacht dat hoort ze toch al

hele dagen…, meende ik goed te doen om eens «Lang zal ze le­ven!»  voor haar te spelen.”[xiv]

 

Voor zijn straatoptredens in latere jaren, trad hij altijd in het wit naar buiten: broeken, overhemden, truien, en ook de

schoenen werden egaal wit ge­schil­derd. De zool van zijn linkerschoen sleet het hardst van allemaal, vanwege de constante

draaiingen van zijn voeten op de straatstenen. Eéns in de maand moest die zool worden vervangen, terwijl de rechter het

drie keer zo lang volhield. Zijn koperen helm met de bellen en schellen bepaalde meer dan elk ander attribuut zijn naam

als Koperen Ko. Die helm poetste hij één keer per week hele­maal op. Maar tijdens een regendag moest de helm de­zelfde

avond nog onder handen worden genomen.[xv]

 

Wim Leiendecker putte zijn repertoire uit tal van Nederlandstalige lied­jes, die hij in zijn beginstadium nog het meest van

orgelmuziek overnam. Ook het repertoire van Pierre Kartner (Vader Abraham) in­spireerde hem tot uit­voe­ringen van zijn

muziek. En dat gold even­eens voor oude walsen en de Nederlandse populaire muziek die op grammo­foon­plaat werd uitgebracht.

Een repertoire opbouwen bete­kende voor Leiendecker herhaaldelijk luisteren naar zulke liederen, en het helemaal doorlopen

om het dan met de vingers op het klavier na te kunnen spelen. En als derde in de stamboom, zong ook Wim nooit bij zijn muziek.

Groot waren de financiële verdiensten nooit. Een weekloon kon vari­ëren tussen vijf en honderdzeventig gulden. Later, vanwege

het lan­delijk bekend worden door Sonneveld´s Nikkelen Nelis, nam zijn weekverdienste aanmer­ke­lijk toe.

Op zijn drieënzeventigste jaar kwam voor Wim Leiendecker onver­wacht het levenseinde. Tijdens een Koperen Ko-uitvoering

in Oos­ter­hout, op de brui­loft van een oomzegger van hem, kreeg hij een hart­verlamming. Hij stierf in de vol­ko­men hoeda­nig­heid

van zijn Kope­ren Ko.[xvi] 

Zover bekend, is er tot op heden nog niemand uit de latere Leien­decker-familie opgestaan om de multi-instrumen­talist

Koperen Ko wederom nieuw leven in te blazen als de vierde of de vijfde generatie Koperen Ko-straatmuzikant.

 

 

Hfdstk uit: “De Rondgangers”, Phons Bakx, Antropodium, 2017, p. 86-92

 

 

Noten



[i] zegspersoon is Adri Leiendecker, Middelburg 25.06.2004

[ii] zoals in noot i

[iii] “Een Begrip en een Legende. De Geschiedenis en het

     Verhaal van Koperen Ko (op de website van ’t Kompjoetertje)

[iv] C.J.J. Blussé / W. de Reus, Stadsarchief Dordrecht (SAD) - Inventarisnummer: 2326

   (Dordtsche bijnamen ca. 1920 en Dordtsche straattypen

[v] zoals in noot iii

[vi] C.J.J. Blussé / W. de Reus, Stadsarchief Dordrecht (SAD) - Inventarisnummer: 2326

   (Dordtsche bijnamen ca. 1920 en Dordtsche straattypen, passim pagina

[vii] zoals in noot vi

[viii] zoals in noot iii

[ix] zegspersoon Andreas Oosthoek (1942), Nieuwdorp / Groot-Valkenisse

[x]  zoals in noot vi

[xi] zoals in noot vi

[xii] gegevens uit: NCRV’s “Showroom”, uitzending 5 maart 1979

[xiii] Wikipedia, trefwoord ‘Koperen Ko”

[xiv] zoals in noot xii

[xv] zoals in noot iii

[xvi] zoals in noot vi

 

 

 

MEER SCHRIJFONDERWERPEN
(allemaal onderling verbonden)

VOOR MEER SCHRIJVERSONDERWERPEN KLIK HIER